Skip to content

Ontdek Tambú

In de 17e eeuw ontstaat op Curaçao onder de tot slaaf gemaakten een bijzondere muziekvorm: tambú. Na 200 jaar veroordelen, gedogen en verbieden in de tambú sinds 1952 legaal. In 2015 is tambú op initiatief van de Stichting SPLIKA geplaatst op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland.

De basis van tambú is een mix van culturen uit West-Afrika. Nauw verweven, met godsdienst en leven, vormt de muziek een ritmische uitlaatklep voor alle emoties. De doffe dreunen van de trom (tambú), geflankeerd door het scherpe klank van de ‘heru’ (= ijzer, meestal een metalen gebruiksvoorwerp dat met een ijzeren staafje wordt bespeeld), de joelende zang en de vooral in westerse optiek wulpse bekkendans, maken tambú in de ogen van de  machtshebbers onzedelijk en onbeschaafd. De zang, in Papiamento, een taal die in dezelfde periode ontstaat uit Afrikaanse talen en Portugees met een vleugje Spaans, Engels en Nederlands, is voor de Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders onverstaanbaar. Onzekerheid groeit bij de kerkelijke en civiele autoriteiten. Na toenemende veroordeling en repressie, volgt in 1936 een algeheel tambúverbod. Dit wordt in 1952 weer opgeheven. Een gevolg van het zelfbestuur dat in de jaren na de tweede wereldoorlog in de Nederlandse koloniën wordt ingevoerd. Ook daarna echter stuit tambú bij de autoriteiten op weerstand. Ook bij sommige Afro-Curaçaoënaars roept tambú nog verzet op. Als oorzaak van deze vervreemding van het ‘eigene’ is wel de invloed van de school en de Katholieke kerk gezien. Door onderwijzers en geestelijken werd beweerd dat Afrikaanse elementen als onbeschaafd moeten worden beschouwd.

Tambú heeft echter een rijke geschiedenis en neemt een belangrijke plaats in het leven van mensen in. Muziek kan mensen verbinden en dat is zeker ook de bedoeling van tambú. De Curaçaose tambú-expert René Rosalia zegt hierover: ‘Tambú is niet alleen dans en ook niet alleen zang en muziek. Tambú is het leven zelve. Het maakt deel uit van het Afrikaanse geloof dat met de slavernij in het gehele Caraïbische Gebied is doorgedrongen. De grondslag van de Afrikaanse religie is het leven zelf en kan dus niet los van het economische, het culturele en het sociale worden gezien. De tambú-muziek biedt de mogelijkheid tot emotionele uiting, genot, vermaak, communicatie, fysieke reactie, sociale controle, instandhouding van sociale instituties en het naleven van religieuze riten. Het feit dat tambú-muziek aan die functies beantwoord, wil zeggen dat deze muziek een bijdrage levert aan de continuïteit en stabiliteit van cultuur en de integratie van de gemeenschap’.[1]

Inhoud:
Herkomst en ontstaan van tambú
Tambú, voorzanger, instrumenten en dans
Afrikaanse kenmerken van de tambú
Onderdrukking van de tambú
Persoonlijkheden
Verder lezen over tambú

Herkomst en ontstaan van tambú

Tambú is een muziek- en dansvorm met een lange geschiedenis. Het is ook de naam van de trom (ongeveer 40 cm. hoog met een diameter van 30 cm.) die een belangrijke rol speelt in het geheel èn de naam voor de samenkomst op zichzelf. ‘We houden vanavond tambú’: een groep mensen komt bij elkaar en zingt en danst onder begeleiding van de trom. De wortels van tambú liggen in Afrika. Het is in de 17e en 18e eeuw op Curaçao ontwikkeld uit diverse West-Afrikaanse culturen.

Voor een groot deel van de Afro-Curaçaoënaars is tambú een onderdeel van hun leven, ‘a way of life’. Het is onderdeel van hun traditie, van hun identiteit. Onder Europese Nederlanders is tambú niet zo heel erg bekend. In 2015 is tambú, na voordracht op initiatief van de Stichting SPLIKA, geplaatst op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland. Dat wil zeggen dat tambú officieel als een belangrijk onderdeel van de Nederlandse geschiedenis wordt beschouwd.[2]

Lange tijd is tambú door de overheden met wantrouwen bezien. Sommige gezagsdragers binnen de Rooms Katholieke kerk beschouwden het zelfs als een product van de duivel. De civiele en kerkelijke autoriteiten van toen hadden weinig begrip voor de in hun ogen vreemde cultuur van de Afro-Curaçaoënaar.

Voor de onervaren luisteraar is tambú iets waar je aan moet wennen. De eerste beleving wijkt wat dat betreft niet af van wanneer je opeens met Chinese, Arabische of puur Afrikaanse muziek wordt geconfronteerd. Het vraagt soms enige kennis en ervaring om de schoonheid in onbekende muziek te ontdekken. In feite is dat ook niet anders binnen de westerse muziek. Nu dit toch ter sprake komt: tambú laat zich in (oorspronkelijk) doel en beleving prima vergelijken met de Matthäus Passion (zij het wellicht wat minder zwaar op de hand), een protestballade, hekeldicht en het levenslied! Zó vreemd is het dus ook weer niet.

Luister naar tambú:

 

Slavernij
In de 17e eeuw speelt Nederland een actieve rol in de slavenhandel. In de 18e eeuw neemt dit af en wordt Engeland de voortrekker in deze mensenhandel. De Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel is in handen van de West-Indische Compagnie (WIC) en enkele particulieren. In totaal worden vanuit West-Afrika (Kongo en Ghana) door de WIC rondom de 450.000 mensen verscheept.[3]

Curaçao, dat in 1634 door de WIC wordt veroverd, wordt onder gezag van WIC-directeur Peter Stuyvesant het westelijke centrum voor de handel in slaven.[4] De tot slaaf gemaakten worden vanuit West Afrika naar Curaçao gebracht dat als depot fungeert. Van daar uit worden zij verscheept naar o.a. Noord- en Zuid Amerika.

Curaçao is dus een verzamelplaats. De meeste tot slaaf gemaakten worden doorverkocht maar enkelen blijven op het eiland. Zij werken op de plantages of als huisbediende. Rondom 1700 zijn er ongeveer 2400 permanent aanwezig. In 1833, zo blijkt uit een telling, zijn er op Curaçao 2602 Europeanen, 6531 ‘vrije lieden’ (ex-slaven) en 5894 slaven.[5] Gezien de verhouding; circa 2600 Europeanen tegenover circa 12.300 slaven of ex-slaven, is het niet verwonderlijk dat ook nu nog veel voorouders van mensen uit Curaçao van Afrikaanse afkomst zijn, mensen onder wie de tambú-traditie leeft.

In 1863 is de slavernij in Nederland en de koloniën afgeschaft. De tot slaaf gemaakten zijn vrij. Geld om te reizen hebben ze niet. Zij blijven daardoor ze wonen in de gebieden waar ze ooit slaaf zijn geweest en trachten in dienst te blijven op de plantage waar ze ooit slaaf waren ‘alsof er geen emancipatie was geweest’.[6]

Het ontstaan van tambú
De tot slaaf gemaakten brengen hun cultuur mee uit Afrika. Deze cultuur vormt één geheel. Kunst, muziek, dans, religie, riten en tovenarij zijn verbonden met elkaar.[7]

De zang en dans laten zich goed vergelijken met bidden. Zij vragen hun goden om hulp. Het is bijvoorbeeld onderdeel van een ritueel om regen te krijgen voor een goede oogst of om kracht op te wekken bij tegenslag. Over bepaalde gebeurtenissen en bijzondere prestaties wordt ook gezongen. Zo worden verhalen doorgegeven aan kinderen. De geschiedenis van het volk zit in de muziek. Muziek is belangrijk. Het is een communicatiemiddel tussen elkaar, tussen generaties en met de goden en met overleden dierbaren.[8]

De tot slaaf gemaakten komen uit een groot gebied in West-Afrika. Er zijn daardoor verschillen in hun cultuur. Op Curaçao vermengen deze culturen zich.[9] Ook veranderen onderdelen van de cultuur doordat de gewoonten van generatie op generatie worden doorgegeven. Uit deze mix groeit in de 17e en 18e eeuw tambú.

Het is mogelijk dat tambú zich op de plantages heeft ontwikkeld tot een geheimtaal van de slaven. Zo konden zij met elkaar communiceren zonder dat de eigenaar begreep waar het over ging. Dubbelzinnigheid in de taal was daarbij van groot belang. Nog altijd is dit een kenmerk van tambú. De teksten zijn daardoor soms voor een buitenstaande moeilijk te begrijpen.[10]



Tambú, voorzanger, instrumenten en dans

Voorzanger en tekst
In tambú zit wijsheid en humor. Een goede tambú-voorzanger kan met een paar woorden een probleem neerzetten, tot de kern doordringen, een grappige vergelijking maken en een goede raad geven. Een goede tambú-zanger is te vergelijken met een cabaretier, een rapper of een ‘stand up comedian’. De rol van de voorzanger is belangrijk. Hij moet creatief en ad rem zijn. Hij moet snel repliek kunnen geven en natuurlijk muzikaal zijn.

De teksten die bij de tambú worden gezongen zijn vaak maatschappij-kritisch. Vroeger, in de tijd van de slavernij, werd het zware leven op de plantage bezongen en ook werd de plantage-eigenaar bekritiseerd.

Na de afschaffing van de slavernij in 1863 veranderen de onderwerpen van tambú. Vaak worden politieke vraagstukken bezongen en/of partijen op de hak genomen. In de verkiezingstijd wordt soms door een bepaalde partij een tambú geschreven om de minpunten van de andere partij duidelijk te maken. Ook wordt in de ‘moderne’ tijd de draak gestoken met de nutsvoorzieningen (water, telefoon, elektra). Het betreft dan kritiek op de (vele) storingen, de gebrekkige service, en de – al dan niet in verband hiermee – als te hoog ervaren tarieven.

Een mooi voorbeeld van politieke tambú is Democraat Mi Ke Ta, door Nicolaas ‘Shon Cola’ Susana onder het pseudoniem Mansebo (vermoedelijk) in 1951 opgenomen voor de Democratische Partij van Curaçao.

 

Kritiek op de Kodela en de Setel (het waterleidingbedrijf en de telefoon) is te beluisteren in de tambú Kodela/Setel die Nicolaas ‘Shon Cola’ Susana rondom 1979 heeft opgenomen.

Deze nieuwe onderwerpen passen in de oude functies van de tambú. Actualiteiten, misstanden en onbehoorlijk bestuur worden traditioneel becommentarieerd. Tambú is een middel voor protest tegen overheden. Tambú dient als uiting van sociale controle. Mensen die zich misdragen (diefstal, overspel, geweld) worden terecht gewezen. Ruzies kunnen via tambú worden uitgevochten, geschillen beslecht. Vroeger werd tambú gebruikt om nieuws te verspreiden (zoals later de krant), verhalen door te geven (volksarchief) of als jaaroverzicht (een soort oudejaarsconference) of oproep tot verzet. Tambú werd ingezet in een poging regen op te wekken of contact te maken met bovennatuurlijke wezens. Daarnaast is tambú nog altijd vermaak, een uitlaatklep, en kan het een goed middel zijn om frustraties af te schudden.[11]

De tambú-teksten zijn altijd indirect, vaak humoristisch, door gebruik te maken van toespelingen, dubbele bodems en metaforen.

Tambú-genres
De ‘telele’ is het oudste tambú genre. Er is een lang, verhalend refrein (‘weis largu’) en het ‘koro’ zingt aanvullend ‘telele’. In jaren 40 van de vorige eeuw komt de ‘tambú weis largu ku palabra’. Er is een lang refrein maar in plaats van het ‘telele’ wordt dit door het ‘koro’ aangevuld met korte zinnetjes. Tenslotte is er de ‘tambú weis kòrtiku’. De tekst is kort en zeer ‘to the point’. Deze vorm van tambú is vooral prettig om op te dansen.[12]

Tanta Mery is een voorbeeld van telele. De opname is rondom de jaarwisseling 1951-1952 gemaakt door Nicolaas ‘Shon Cola’ Susana.


Instrumenten
De instrumenten bij tambú bestaan uit de tambú-trom en de ‘heru’. Traditioneel zijn het mannen die de instrumenten bespelen. Een goede trommelaar heeft veel aanzien. De trom kan zelf worden gemaakt door een houten stam uit te branden. Ook worden wel houten vaatjes gebruikt. In lijn met de Afrikaanse mythologie wordt ook op Curaçao de tambú-trom een ziel toegedicht. Er vindt verpersoonlijking plaats. De trom heeft een naam en dient tijdens bepaalde rituelen te worden gevoed met bloed van een van de dansers. In de trom kan de geest van een voorouder leven. Deze kan zich tijdens het spel meester maken van de trombespeler. Die speelt dan de sterren van de hemel.[13]


Afbeelding Tambú-trom en ‘heru’

Als ‘heru’ kan elk stuk metaal worden gebruikt. Door er met een stalen staafje of grote spijker op te slaan klinkt de twinkelende klank. Zo kan simpelweg een ijzeren staaf worden bespeeld (de tweedelige ‘agan’), een in een driehoek gebogen ijzeren stang (‘triangel’) of een geribde metalen buis waarover met een staafje wordt geschraapt (de ‘wiri’). Ook landbouwwerktuigen zoals een schoffel (‘chapi’) zijn zeer geschikt. In de pre-industriële samenleving speelt landbouw de hoofdrol. Dergelijk gereedschap is altijd voorhanden. Afgesleten of defecte exemplaren kunnen evengoed dienst doen als ‘heru’. Het gebruik van zo’n werktuig heeft ook een symbolische functie. De ‘chapi’, zowel gebruikt om de grond te bewerken maar ook om doden te begraven, staat voor vruchtbaarheid en rijkdom maar ook voor de dood.[14]


Dans
De tambú-dans is een typische bekkendans.[15] Vanuit het bekken worden draaiende, wiegende, stotende bewegingen gemaakt. Men danst los van elkaar en raakt elkaar niet aan, de armen hebben vrij spel. Dit gescheiden dansen is een Afrikaans element, in oorsprong afkomstig van de rituele dansen.[16]

Vroeger werd de dans door buitenstaanders (kerk en kolonisator) gezien als een uiting van seksuele driften. Men vond het schaamteloos. Rosalia ziet dit als eurocentrisme. Schrijvers als de Curaçaoënaars De Pool en Van Meeteren, die zich voor de tweede oorlog hebben gewijd aan volkenkundige studie, verwijt hij zware vooroordelen te koesteren jegens tambú.[17] In de Europese moraal, waarin genoemde schrijvers zich voegden, waar het tonen van een blote enkel al wulps was, kon een bekkendans als tambú niet door de beugel. Hoetink schrijft in 1958: ‘De dansbeweging bestond uit een steeds meer opgezweept heupbewegen, waarbij het erotisch element zo sterk werd benadrukt, dat bij de climax een met de coïtus vergelijkbare bevrediging scheen te zijn bereikt’.[18]

Men kan zich afvragen of in de van symboliek en mystiek bol staande tambú-dans de bekkenbeweging nu werkelijk geen verwijzing is naar de seksuele daad. Het wordt door Rosalia ontkend, maar anderzijds wijst hij op de mening van de beroemde musicoloog Curt Sachs die stelt dat de waarneming door de Europeaan niet objectief is. ‘Voor de primitieven [sic!] is het [seksuele] namelijk geen kwestie van sensatie of genoegen, maar een kwestie van leven en eenheid met de natuur’.[19] Hiermee in verband is de vraag interessant die Van de Walle in dit kader stelt: ‘…wie zegt ons wat afstotend is in de erotiek, wat niet?’[20]

Strijd om een vrouw kan tijdens tambú worden uitgevochten. Het kan gebeuren dat een man een andere man, die met een vrouw danst, wegdrukt om zijn positie in te nemen. Dit duwen gaat met de schouder (‘trankamentu’). Een dergelijk duwpartij kan aanleiding zijn tot ruzie. Dit kan uitmonden in een stokkenduel, een soort primitieve schermpartij. Wie het eerste verwond is heeft verloren. De traditie, overigens in onbruik geraakt, wil dat er dan een beetje bloed op de tambú-trom wordt gedruppeld. Een vorm van Afrikaanse symboliek. De trom eist bloed, ter afwering van onheil dat zich tijdens het tambú-feest zou kunnen voordoen.[21]

Naast de evidente Afrikaanse invloeden wijst Van der Poll bij de tambú-dans op de Spaans-Portugese elementen. Zelfs zitten er zijns inziens overblijfselen in van de vroeger door zeevaarders geïmporteerde matrozendansen![22]

De sensuele bewegingen bij de dans en het feit dat – mede door drankgebruik en ‘trankamentu’ – tijdens tambú vechtpartijen ontstaan hebben de sceptische houding van de overheden ten opzichte van tambú in de hand gewerkt. Daarbij is er voor de machthebbers een ander gevaar. De tambú-dans kan de eenheid van de groep bevorderen en de verontwaardiging aanwakkeren. Sommige volksopstanden op Curaçao zijn door tambúliederen voorbereid en aangemoedigd. Tijdens slavenopstand in 1795 schijnt er tambú te zijn gespeeld. De havenstaking van 1922 is in tambú bezongen. Na de revolte in Willemstad, Curaçao van 30 mei 1969 is gevangenneming van de leider opstand, Wilson ‘Papa’ Godett met tambú gehekeld.

Opname Saca Papa door Nicolaas ‘Shon Cola’ Susana, opgenomen kort na 30 mei 1969.


De dans heeft dus meerdere functies. Hierboven is al een oproepen van regen genoemd. Het oorspronkelijke tambú-seizoen start daarom in september/oktober, de periode waarin gezaaid wordt. Ook kan met de dans door hevig te transpireren het ‘slechte’ worden geweerd. Naast alle symboliek is de dans ook gewoon dans, men doet het omdat men het leuk vindt.[23]

Martinus Arion wijst er op dat de dans bij tambú de hoofdhandeling is, de muziek is ondersteunend: ‘…het Afrikaanse volk en in het algemeen zuidelijke volkeren [hebben] de neiging … om alle geestelijke prikkelingen direct om te zetten in beweging. Zo wordt muziek bij deze volkeren secundair en de door muziek veroorzaakte beweging primair, in tegenstelling tot noordelijke volkeren, voor wie de geestelijke prikkelingen van muziek op zichzelf al bevredigend zijn vaak; die muziek kunnen liefhebben om muziek zelf. Daarom kan de muzikaliteit van een tropisch volk ook veel groter zijn dan die van een noordelijk volk, simplistisch gezegd omdat een tropisch volk muziek voor zijn levensverrichtingen nodig heeft, meer dan een volk uit de gematigde zône’.[24]

 

Afrikaanse kenmerken van tambú

In tambú is de Afrikaanse herkomst goed te horen. Muziek uit Afrika is te herkennen aan zeven factoren:

  1. De muziek is polyritmisch. Dit houdt in dat meerdere ritmen tegelijk door elkaar worden gespeeld. Uiteraard staan de ritmen wel in verband met elkaar. Het effect is opzwepend en men raakt gebiologeerd. Bij tambú is het de bedoeling dat de musici en dansers in een soort trance raken. De combinatie van de doffe dreunen van de tambú-trom en de scherpe metalen klank van de ‘heru’ verlenen een typische dynamiek.[25]
  2. Antifonie (beurtzang). Bij de zang is er sprake van een voorzanger (‘labariano’) en een groep (‘koro’). Het ‘koro’ reageert op de voorzanger(‘response’ of ‘rospondi’). Dit kan door antwoord te geven op een (retorische) vraag, door te herhalen, of de mening van de voorzanger te bekrachtigen (bevestigen).[26]
  3. Het repetitieve element. In de muziek zit veel herhaling met kleine verschillen. Het lijkt op ‘minimal music’ en kan helpen om een trance op te wekken.[27]
  4. De in de traditionele tambú-liederen voorkomende vijftonenstructuur is karakteristiek voor Afrikaanse muziek. De zangwijs van de liederen moet overeenkomen met de natuurlijke melodie van de woorden. Net als veel Afrikaanse (Bantu) talen is Papiaments een toontaal (zie hieronder).[28]
  5. Er kunnen in een soort meerstemmigheid verschillende melodieën tegelijk worden gezongen. Er mag door het ‘koro’ zelfs met de inzet van de ‘responde’ voor het eind van het ‘statement’ van de voorzanger worden begonnen. Rosalia wijst er op dat de polyfonie vooral bij het telele genre ruimschoots voorkomt.[29]
  6. Gebruik van slaginstrumenten.[30]
  7. Improvisatie (in zowel tekst (door de voorzanger) als de bespeler van de tambú-trom)[31]

Bij tambú worden maar twee instrumenten gebruikt. De tambú (een grote trom) en de ‘heru’ (een metalen gebruiksvoorwerp). Heel belangrijk is verder het ritmische handengeklap (‘brasa’) en gestamp met de voeten van het ‘koro’ en eventuele omstanders.

Tambú kan urenlang en zelfs dagenlang duren. De voorzangers wisselen elkaar af en dienen elkaar van repliek. De voorzanger stelt bepaalde zaken aan de orde (‘statements’). Er is een constante dialoog tussen de ‘labariano’ en het ‘koro’. Via de instrumenten wordt ook gecommuniceerd. De lage dreun van de tambú-trom en het schelle, twinkelende geluid van de ‘heru’ beïnvloeden elkaar in het samenspel.[32] ‘Wanneer er begeleiding is’, schrijft Martinus Arion, ‘dan bestaat deze meestal uit trom en wiri, waarbij de wiri … het syncopisch twee-tegen-drie huppend ritme van de trom markeert. Noch de muziek voor de melodie van de voorzanger noch de begeleiding zijn op noten gesteld, waardoor het geheel een improvisorisch karakter krijgt, dat des te opzwepender, spannender, adembenemender wordt, naarmate de vaardigheid van de muzikanten groter is’.[33]

Vroeger ontstond tambú spontaan. Later worden de bijeenkomsten op voorhand  georganiseerd. Ook een rondtrekkend tambú kwam voor. Deelnemen aan tambú, door te  zingen of te trommelen, staat een ieder vrij. De regel is dat dit tijdens het tambú door degene die de inspiratie voelt wordt aangegeven.[34]

Papiamento
De zang is in Papiamento. Dit is een taal, ontstaan op Curaçao in de 17e eeuw, opgebouwd uit Portugees en Afrikaanse talen met elementen uit onder meer het Spaans, Engels en Nederlands. Het is ontstaan doordat de inwoners van Curaçao, afkomstig uit allerlei delen van de wereld, met elkaar moeten communiceren. Papiamento is, als gevolg van de Afrikaanse (Bantu) achtergrond – een toontaal. De betekenis van een woord kan afhangen van de klemtoon en toonhoogte. Spreekt men bijvoorbeeld het woord ‘papa’ uit met de klemtoon op de eerste lettergreep en hoog, tweede lettergreep laag, dan betekent het woord ‘pap’ of ‘paus’. Met de klemtoon op de eerste lettergreep maar de toon laag, laatste lettergreep hoog, betekent het woord ‘vader’. ‘Mata’ kan bijvoorbeeld door verleggen van klemtoon en toonhoogte drie betekenissen hebben: ‘plant’, ‘doden’ en ‘gedood’.[35]

Onderdrukking van de tambú

De tambú werd door de civiele en kerkelijke overheden als ondermijnend voor hun gezag ervaren. Het wilde ritme, de hevig transpirerende dansers in trance, de seksueel getinte bewegingen, de ruzies die er soms bij ontstonden en de teksten die men niet of nauwelijks begreep gaven een onzeker gevoel. De woede die men somtijds bij de fanatiek spelende musici meende te zien zal dit hebben versterk.[36] De overheid en de Rooms Katholiek kerk (op Curaçao de meest belangrijke Christelijke stroming) bezagen tambú met wantrouwen en wilde het bestrijden. Er is een verhaal bekend hoe een pastoor op zijn ezeltje naar een tambú toe reed en daar de groep mensen met zijn zweep uit elkaar sloeg! Ook was er een pater die de huizen binnendrong. Als hij een tambú-trom vond stak hij die kapot.[37]

Lange tijd wordt het houden van tambú-bijeenkomst bemoeilijkt door een ingewikkelde procedure om vergunning te krijgen. In 1936 wordt tambú verboden. In 1952 wordt dit verbod opgeheven. Dit is een afgeleide van de emancipatie die Curaçao beleefd ten opzichte van het moederland. Tijdens de tweede wereldoorlog (1940-1945) blijkt Curaçao op eigen kracht, zonder de leiding van Nederland, te kunnen functioneren. De olieraffinaderij op Curaçao (en overigens ook op Aruba) heeft een cruciale bijdrage bewerkstelligd in de levering van brandstof en smeermiddelen aan de geallieerde legers tijdens de genoemde wereldbrand. Als gevolg van deze ontwikkelingen belooft de Nederlandse regering in ballingschap (Londen) een zekere mate van zelfbestuur voor de Nederlandse koloniën.[38]

In 1948 wordt op Curaçao algemeen kiesrecht ingevoerd. Hierdoor is het stemmen geen privilege meer voor de (witte) elite maar ook de sociaal zwakkeren, waaronder veel Afro-Curaçaoënaars, naar de stembus. Dit is de groep waarin zich liefhebbers van tambú bevinden. Door hun stemgedrag en de opkomst van nieuwe leiders komen politici in de regering met een Afrikaanse achtergrond. Zij hebben oog en respect voor het ‘eigene’ en beschouwen tambú als hun erfgoed. Dit heeft ook te maken met het feit dat tijdens de oorlog op Curaçao een hernieuwde belangstelling en waardering voor de eigen cultuur ontstaat; zowel voor oud- als nieuwe gewoonten en gebruiken.[39]

De volksvertegenwoordiging op de toenmalige Nederlandse Antillen bestaat uit de Staten (een regering met zeggenschap over de zes eilanden (Aruba, Bonaire, Curaçao, St. Maarten, Saba en St. Eustatius) waaruit dan de bestuurlijke eenheid bestaat) en de Eilandsraad (enigszins te vergelijken met een gemeenteraad; een per eiland opgezette plaatselijke overheid die zich richt op lokale zaken). Op 4 juni 1951 vinden voor het eerst algemene verkiezingen voor de Eilandsraad van Curaçao plaats. De raad die op grond van de uitslag wordt gevormd wil tonen ‘baas in eigen huis’ te zijn. Het tambú-verbod werd opgeheven.

Overigens is er in de periode 1936-1952 sprake van ‘stilzwijgende ontheffing’. Tambú wordt door de autoriteiten op oudejaarsavond en nieuwjaarsdag in beperkte mate toelaten. Daarnaast worden er in die periode clandestiene tambú-feesten gehouden.

Het opheffen van het verbod in 1952 betekent niet dat het geven van tambú-feesten een eenvoudige zaak is geworden. Een zekere mate van tegenwerking blijft aanwezig.  Zo is het moeilijk en kostbaar om een vergunning voor een feest te krijgen. Verder wordt er een tambú-seizoen ingesteld. Alleen van november tot eind januari mag de muziek worden gespeeld. Ondermijnend voor de gezelligheid is dat als voorwaarde wordt gesteld dat het feest om middernacht afgelopen moet zijn. Op 16 september 2012 zijn de beperkingen opgeheven. Voor een tambú-feest gelden vanaf dat moment precies dezelfde regels als voor ieder ander feest.[40]


Culturele frustratie
Zelfs bezien vanuit de positie van de machthebbers is het dom geweest om de tambú te verbieden. Tambú is juist een uitlaatklep voor frustraties en het helpt de mensen om hun lot te aanvaarden. Met tambú, de humor, dans, lekker eten, drank en het prettige gevoel dat de trancé kan geven, kan je de moeilijkheden van het leven weer aan. Tambú wordt daarbij, zoals hierboven al is gezegd, juist traditioneel gebruikt om het fatsoen binnen de groep van Afro-Curaçaoënaars te handhaven.

Het verbod heeft mensen verdriet gedaan en een slecht zelfbeeld gegeven. Dat werkt door tot op de dag van vandaag. Het probleem is dat kerk en staat via het onderwijs de westerse fatsoensnormen en smaak hebben opgedrongen. Door het verbod van tambú wordt het ook door veel nakomelingen van de tot slaaf gemaakten als iets verkeerds en primitiefs gezien.

René Rosalia verwoordt het in zijn werk Tambú, de legale en kerkelijke repressie van Afro-Curaçaose volksuitingen als volgt: Het Tambú is een uiting van de Afro-Curaçaoënaar die herinnert aan het slavenverleden. De kerkelijke en civiele elite heeft door middel van schoolonderwijs sedert de negentiende eeuw tot in de huidige moderne periode bij de slaven en daarna bij de vrijgemaakten een schaamtegevoel voor het eigene aangekweekt. De koloniale ‘beschaver’ verwekte vrees voor de herinnering aan de eigen geschiedenis en afschuw voor het eigen verleden.’[41]

Hierdoor stuit tambú ook vandaag de dag nog op weerstand, zelfs (of juist) bij nakomelingen van de tot slaaf gemaakten.

Persoonlijkheden

‘Shon Cola’ en ‘Petoi’ Coco

Nicolaas Susana (1916-2003), bijgenaamd Shon Kolá (Meneer Kolá) en Petronillia Coco (1915- c. 2002) (bijgenaamd ‘Petoi’) zijn beroemde tambú-zangers geworden. Beiden waren intelligent waardoor ze heel snel een bepaald probleem in de maatschappij konden zien en dat kernachtig konden bekritiseren. Zij zijn op Curaçao nog altijd beroemd. Dat mensen die betrokken zijn bij tambú in twee werelden leven is te zien aan ‘Shon Kolá’. Hij was de meest vooraanstaande ‘labariano’ (tambú-voorzanger) maar zong ook in een katholiek kerkkoor!

Naast ‘Shon Colá’ en ‘Petoi’ kent Curaçao vele andere tambú-musici. Om enkele namen en groepen van oude en nieuwere zangers en ensembles te noemen: Bea Kalukreit, ‘Beno’ Martis, Grupo Trankilo, Pichon y su Grupo en Grupo Zoyoyo.


Horacio Hoyer

Tijdens de periode van verbod op tambú dreigde deze muziekvorm verloren te gaan. Dat we ‘Shon Kolá’ en ‘Petoi’ kunnen horen is te danken aan Horacio ‘Jacho’ Hoyer (1904-1987). Hoyer kocht in 1948 een apparaat waarmee hij zelf grammofoonplaten kon maken. In 1949 gaf hij op zijn label Hoyco zijn eerste platen uit.[42] Dit waren opnamen met tambú door ‘Shon Kolá’ en ‘Petoi’. Hoyer begreep dat tambú belangrijk was en dat het moest worden vastgelegd voordat de goede tambú-zangers waren verdwenen. Dat hij zo vroeg al respect had voor zijn eigen verleden, als nakomeling van tot slaaf gemaakten, kwam onder anderen door zijn vader Willem ‘Shon Wein’ Hoyer. ‘Shon Wein’ verdiepte zich in de cultuur van Curaçao en de taal, het Papiamento. Horacio Hoyer nam de platen op en gaf ze uit toen de tambú eigenlijk nog verboden was. Hij kroop hiermee door de mazen van de wet. Het uitgeven van tambú op grammofoonplaat heeft ongetwijfeld bijgedragen tot een herwaardering en opleving van het genre. Mede hierdoor is tambú niet verdwenen maar springlevend.


Illustratie: advertentie Hoyer (1949) waarin tambú platen worden aangeboden en label van de eerste tambú plaat van Shon Cola.

Tenslotte, de Curaçaose musicus Edgar Palm wijst op een dreigend gevaar: ‘Tegenwoordig verschijnen aan het einde van het jaar diverse ‘tambú’-platen op de markt en worden ook verschillende ‘tambú’-groepen voor het voetlicht gebracht. Door de ondeskundige wijzigingen die hierbij gebracht worden , loopt de oorspronkelijke ‘tambú’ gevaar te worden verkracht’.[43]

Dit raakt een discutabele kwestie. Moet alles bij het oude blijven of mag een muziek genre ontwikkelen of veranderen onder invloed van andere culturen of artistieke innovatie?

Verder lezen over tambú:

Rosalia, René. Tambú, de legale en kerkelijke repressie van Afro-Curaçaose volksuitingen, Zutphen (Walburg Pers) 1997 (in Nederlands)
Rosalia, R.V. Stupi Haltu, Respond’I Oro. Z.pl. [Curaçao], 1989 (in Papiamento)
Rosalia, René. Shon Kola, Labariano di rasa, Curaçao (Sekshon di Kultura di Teritorio Insular di Kòrsou) 1983 (in Papiamento)
Hoetink, H.  Het patroon van de oude Curaçaose samenleving. Amsterdam: S. Emmering (1958) (in Nederlands)
Jong, Nanette de. “”Joe’i Kórsou?” (Who Is the True Curaçaoan?): A Musical Dialogue on Identity in Twentieth-Century Curaçao”. Black Music Research Journal, 26, 2 (2006) 165-179 (in Engels)
Jong, Nanette de. Tambú Curaçao’s African Caribbean ritual and the politics of memory. Indiana University press Bloomington and indianapolis (2012) (in Engels)
https://www.slavernijenjij.nl/cultuur-in-slavernij/de-curacaose-tambu-muziek/

 

Bronnen, noten en/of referenties;
[1] Een werkgroep binnen de Stichting SPLIKA heeft een lijst opgesteld van voor te dragen Nederlands-Caribische tradities. De lijst omvat Papiaments, tambú en het ‘kaha di orgel’. Laatstgenoemde twee zijn inmiddels voorgedragen. Dit is gehonoreerd en daarmee toegevoegd aan de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland.
[2] <https://nl.wikipedia.org/wiki/Slavernij> [4.9.2017]
[3] Hoetink, Het patroon: 67
[4] Hoetink, Het patroon: 75, zie ook: ibidem 68, 69, 73
[5] Hoetink, Het patroon: 86 -88
[6] Zie voor voorbeelden van Afrikaanse riten etc. onder de tot slaaf gemaakten op Curaçao: Hoetink, Het patroon: 92-97
[7] Rosalia, Tambú: 60-61, 64, 66-67, 97. Martinus Arion, F. Schrijvers en muzikanten. De Nederlandse Antillen in de Actualiteit. Wereld-Bibliotheek (Amsterdam) 1958: 93
[8] Hoetink, Het patroon: 72
[9] <https://nl.wikipedia.org/wiki/Tamb%C3%BA> [12.9.2017]
[10] Rosalia, Tambú: 91-109
[11] Rosalia, Tambú: 68, 73, 74
[12] Rosalia, Tambú: 62
[13] Rosalia, Tambú: 43-49, Poll, Willem van de. De Nederlandse Antillen. N.V. Uitgeverij W. van Hoeve (’s-Gravenhage), 1960: 19
[14] Rosalia, Tambú 61, 79, 80
[15] Palm, E.R.R. Muziek en dans. Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen, varianten en constanten (Römer, René A. ed.), Zutphen (Walburg Pers)1977: 185
[16] Rosalia, Tambú 132-134
[17] Hoetink, Het patroon: 95
[18] Rosalia, Tambú: 80
[19] Walle, J. van de. De Nederlandse Antillen, land / volk / cultuur. Het Wereldvenster (Baarn) 1954: 77
[20] Rosalia, Tambú: 84-85
[21] Poll, Willem van de. De Nederlandse Antillen. N.V. Uitgeverij W. van Hoeve (’s-Gravenhage), 1960: 19
[22] Rosalia, Tambú: 66
[23] Martinus Arion, F. Schrijvers en muzikanten. De Nederlandse Antillen in de Actualiteit. Wereld-Bibliotheek (Amsterdam) 1958: 94
[24] Rosalia, Tambú: 45, 54
[25] Rosalia, Tambú: 55
[26] Rosalia, Tambú: 53
[27] Rosalia, Tambú: 57
[28] Rosalia, Tambú: 57
[29] Rosalia, Tambú: 60
[30] Rosalia, Tambú: 60
[31] Rosalia, Tambú: 60
[32] Martinus Arion, F. Schrijvers en muzikanten. De Nederlandse Antillen in de Actualiteit. Wereld-Bibliotheek (Amsterdam) 1958: 95
[33] Rosalia, Tambú: 86-90, 92-93
[34] Römer, R.G. Geheimen van het Papiamentu. De Nederlandse Antillen in de Actualiteit, Amsterdam (Wereld-bibliotheek), 1958: 125-126, Römer, R.G. De taalstudie op de Nederlandse Antillen. Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen, varianten en constanten (Römer, René A. ed.), Zutphen (Walburg Pers)1977:  85
[35] Rosalia. Tambú: 60, Walle, J. van de. De Nederlandse Antillen, land / volk / cultuur. Het Wereldvenster (Baarn) 1954: 77
[36] Rosalia, Tambú: 209
[37] Walle, J. van de. De Nederlandse Antillen, land / volk / cultuur. Het Wereldvenster (Baarn) 1954: 60
[38] Dennert, H. Eigen Cultuurvormen. De Nederlandse Antillen in de Actualiteit. Wereld-Bibliotheek (Amsterdam) 1958: 75
[39] <https://www.slavernijenjij.nl/cultuur-in-slavernij/de-curacaose-tambu-muziek/> [11.9.2017]
[40] Rosalia, Tambú: 11
[41] Wolf, Tim de. Discography of Music from the Netherlands Antilles & Aruba. Walburg Pers (Zutphen), 1999: 13, 65
[42] Palm, E.R.R. Muziek en dans. Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen, varianten en constanten (Römer, René A. ed.), Zutphen (Walburg Pers)1977: 185
Ontdek Tambú
Ontdek Tambú